Skip to main content

De menselijke maat

De menselijke maat betreft het vermogen om op onpartijdige wijze rekening te houden met de concrete behoeften, belangen en omstandigheden van burgers. De menselijke maat dient te worden meegenomen in beleid en wet- en regelgeving. De menselijke maat is gebaseerd op het recht op de menselijke waardigheid.1 Heel simpel uitgelegd betekent de menselijke maat ‘het leveren van maatwerk’.

De geschiedenis van de menselijke maat

In de 5e eeuw voor Christus werd er al door de Griekse sofist Protagoras gesproken over de menselijke maat. Protagoras gaf in die tijd aan dat de mens de maat is van alle dingen.2 Hiermee verwees hij naar de relativiteit van waarden.3 Dit werd later door Plato geïnterpreteerd als “van alle dingen is de mens de maat, van de dingen die zijn dat ze zijn, van de dingen die niet zijn dat ze niet zijn”.4 Uit de geschiedenis kan geconcludeerd worden dat er altijd al aandacht is geweest voor de menselijke maat. Er wordt door veel mensen over de menselijke maat gesproken. De een vindt dat de definities voor het begrip ‘mens’ per sector verschillen en dat het daarom moeilijk te definiëren is. Anderen vinden de menselijke maat juist mooi, omdat het volgens hen een constante zoektocht naar de juiste balans betekent.

Het College voor de Rechten van de Mens benoemd de menselijke maat als het betrekking hebben op het respecteren van de menselijke waardigheid. Het recht op bescherming van de menselijke waardigheid waarbij mensen met respect worden behandeld en hun mensenrechten worden beschermd en bevorderd. De Tweede kamer heeft een commissie ingesteld, namelijk de Tijdelijke commissie Uitvoeringsorganisaties (hierna: ‘TCU’). Deze commissie verstaat onder de menselijke maat: ‘recht doen aan de belangen van burgers bij de totstandkoming en uitvoering van beleid, wet- en regelgeving ’.5 Het kabinet heeft de definitie van de menselijke maat van TCU overgenomen.6

De menselijke maat in de wet- en regelgeving

Burgers moeten volgens de overheid in Nederland kunnen rekenen op een overheid die dienstbaar is en oog heeft voor de menselijke maat. Daarom is er een wetsvoorstel voorgedragen met betrekking tot het wettelijk invullen van de juridische menselijke maat. Het is de bedoeling dat het wetsvoorstel ‘Versterking waarborgfunctie Algemene wet bestuursrecht’ bijdraagt aan de invulling van de menselijke maat. Het wetsvoorstel gaat nu in consultatie. Dit houdt in dat de Afdeling bestuursrechtspraak door het kabinet gevraagd wordt wat zij vindt van wetten die in de maak zijn. Op dit moment staat het wetsvoorstel nog open.

De menselijke maat is in wet- en regelgeving opgenomen. De menselijke maat is bijvoorbeeld opgenomen in artikel 2.11 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Daaruit blijkt dat de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een voorgenomen regeling niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen. Dit artikel correspondeert met artikel 3:4, lid 2 Awb.

Artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) geeft eenieder tegen wie een strafvervolging is ingesteld onder meer het recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak door een onafhankelijke en onpartijdige rechter. Er is jurisprudentie op dit gebied die hieronder nader uiteen wordt gezet. Artikel 6 EVRM kan bijdragen aan het verbeteren van het grondrechtelijk niveau van het bestuursrecht met terechte aandacht voor de menselijke maat.7

De menselijke maat in de jurisprudentie

In deze memo zijn drie voorbeelden uit jurisprudentie opgenomen waarbij de menselijke maat wordt besproken. Bij de eerste uitspraak (ECLI:NL:RBZWB:2024:342) oordeelt de rechter dat er voldoende rekening is gehouden met de menselijke maat. Bij de tweede uitspraak (ECLI:NL:RBOVE:2023:666) oordeelt de rechter dat er onvoldoende rekening is gehouden met de menselijke maat. Bij de derde uitspraak (ECLI:CE:ECHR:2021:0216JUD001973217) oordeelt de rechter over de bijdrage van artikel 6 EVRM aan de menselijke maat. De drie uitspraken worden hieronder uitgewerkt.

ECLI:NL:RBZWB:2024:342

Belanghebbende stelt dat de aanslag schenkbelasting moet worden verminderd omdat er volgens belanghebbende onvoldoende rekening wordt gehouden met de menselijke maat. Hij stelt dat hij, onder meer na het overlijden van zijn partner, is geconfronteerd met deze belastingschuld en verder niets van de schenking en afspraken omtrent de woning heeft kunnen achterhalen. De reden hiervoor is dat hij geen toegang heeft tot de digitale bestanden van zijn overleden partner. De rechtbank geeft aan de vervelende situatie te begrijpen, maar dat zij in de feiten en omstandigheden geen aanleiding ziet om op deze door belanghebbende aangevoerde gronden tot een ander oordeel te komen.

ECLI:NL:RBOVE:2023:666

In dit geval gaat het om een boete in verband met reizen zonder studentenreisproduct. Eiser kan niet worden toegerekend dat hij niet op tijd zijn studentenreisproduct heeft stopgezet, omdat verweerder (Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) akkoord is gegaan met de overbruggingsperiode. Verweerder is met een rigide standpunt, namelijk dat eiser verantwoordelijk is voor het reizen zonder studentenreisproduct voorbij gegaan aan de menselijke maat en dient de boete aan eiser terug te betalen. Eiser heeft aangegeven dat hij vanwege LongCOVID niet aan zijn HBO-opleiding heeft kunnen beginnen. De rechtbank oordeelt dat dit niet aan eiser kan worden toegerekend, omdat er sprake is van overmacht en dat eiser hierin niet had kunnen voorzien. De rechtbank oordeelt dat verweerder kan worden toegerekend dat verweerder voorbij is gegaan aan de menselijke maat met zijn rigide standpunt. Het beroep is gegrond en eiser krijgt gelijk. Verweerder dient de boete aan eiser terug te betalen.

ECLI:CE:ECHR:2021:0216JUD001973217

In deze uitspraak gaat het over de bijdrage van artikel 6 EVRM aan het verbeteren van het grondrechtelijk niveau van ons bestuursrecht met terechte aandacht voor de menselijke maat. Artikel 6 EVRM zou kunnen bijdragen aan de menselijke maat door middel van het recht op toegang tot de rechter en een eerlijk proces dat voortvloeit uit artikel 6 EVRM. Hierbij kan tevens gedacht worden aan de recente maatwerkdiscussie en de verdere opmars van het evenredigheidsbeginsel in het bestuursrecht. Hierbij wordt uitgelegd dat mensenrechten er immers bij uitstek zijn om minderheden te beschermen.

De menselijke maat binnen de handhaving op illegale permanente bewoning

Bij de handhaving op illegale permanente bewoning horen gemeenten zich bewust te zijn van de kwetsbare situaties waarin bewoners zich kunnen bevinden. Een gevolg van het handhaven op recreatieparken kan zijn dat de bewoners daardoor op straat komen te staan. In het kader van de ‘menselijke maat’ is dit iets wat volgens de minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening niet wenselijk is. Zij verzoeken daarom in een brief d.d. 14 juli 2023 gemeenten om mensen voldoende tijd te geven om een andere woonplek te zoeken en hulp te bieden bij het zoeken, wanneer dit nodig is.

Onder de Omgevingswet zijn de regels met betrekking tot de omgevingsvergunningen voor permanente bewoning van recreatiewoningen veranderd. Gemeenten krijgen onder de Omgevingswet de mogelijkheid om sneller een omgevingsvergunning voor permanente bewoning van recreatiewoningen te verlenen. Dit geldt voor zowel de objectgebonden als de persoonsgebonden omgevingsvergunningen.

De menselijke maat wordt ook door rechters toegepast. Uit deze jurisprudentie blijkt vooral dat de menselijke maat volgens een rechter slaat op de termijn in een opgelegde last onder dwangsom om de illegale permanente bewoning te beëindigen. In een uitspraak van 3 mei 2023 oordeelt de rechter dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen de menselijke maat voldoende in acht hebben genomen door het opleggen van een termijn van één jaar.8

1 De commissie Vonk 2022.

2 Heirman 2018.

3 Smits, et al 2019.

4 Kinneging & Wiche 2013.

5 Kamerstukken II 2020/2021, 35787, nr. 2

6 Kamerbrief 21 december 2021, 35510, nr. 24.

7 Barkhuysen in: T&C artikel 6 EVRM.

8 Rechtbank Midden-Nederland 3 mei 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:2266.